donderdag 26 maart 2009

Op een stille morgen in maart...

Met de regels "Hebban olla vogala..." reageerde Corrie op mijn logje 'Ruim zicht' van 20 maart. Het zijn de eerste woorden van een van de oudste Nederlandstalige gedichten. Ze worden toegeschreven aan een Vlaamse monnik, die in Rochester in Engeland deze regels in zijn moedertaal neerpende voordat hij met zijn eigenlijke werk begon. En dit alles ruim negenhonderd jaar geleden...
Het hele gedicht gaat als volgt:
Hebban olla vogala nestas
hagunnan hinase hic ende thu
wat unbidat ghe nu...

Vertaling: Hebben alle vogels nesten begonnen behalve ik en jij; wat wacht ge nu?
Buiten zijn veel vogels met nesten in de weer. Ook hier geldt het recht van de sterkste... Op de bovenste foto zie je het nestje dat een staartmees vorig voorjaar in de clematis maakte. Wij zaten in onze serre op de eerste rang en konden alles goed zien en foto's maken van de 'bouw'...

Niet veel later vonden we het nestje buiten op de grond. Een andere vogel heeft het nestje waarschijnlijk vernield... Zie je hoe mooi het nestje opgebouwd is met mosjes en veertjes? Een prachtig warm nest!

En dit piepkleine eitje lag bij het nestje. We hebben het binnen op de schoorsteen gelegd met een lucifer erbij, zodat je goed kunt zien hoe klein het is. Toch wel een wonder dat daar een klein vogeltje uit kan komen...
Terug naar de dichtregels van Corrie, nou ja, de Vlaamse monnik!
In 2002 kon je zelf een gedichtenbundeltje samenstellen en af laten drukken door uit een voorselectie van 540 gedichten over de Liefde, zelf 10 gedichten te kiezen. En dat alles onder het motto: 'Hebban olla vogala...'

Ik vond het een superleuk project en las heerlijk in al die mooie gedichten. Ik koos gedichten van Gerrit Achterberg, Herman Gorter, Rutger Kopland en Jean Pierre Rawie.
Maar het mooiste gedicht komt van Gerrit Krol (klik):

Opnieuw moesten wij, noodlot,
op een stille morgen in maart
elkaar zien staan, de straat
waar zij stond achterin, voor ik,
de handen langs de vensterbank,
voorbij het holle der portieken,
haar tegenging, ontving wat zij
tot het midden had bewaard:
een lachje zijdelings; o god
hoe dapper kunnen wij dan verder!
Wat rest er van ons samenzijn?
Mij alleen de pijn toen ik omzag
haar van achteren te zien de schouders
en de vraag of zij zich redt.

Het is één van mijn dierbaarste gedichten...

Geen opmerkingen:

Related Posts Plugin for WordPress, Blogger...